![]()
|
Mijn Levensloop
Woudenberg/ Bilthoven (parttime predikantschap)
In 1978 kwam daar bij: de benoeming door de Gereformeerde Bond tot studiesecretaris (1978-1991). Het laatste hield in, dat ik contacten onderhield met theologiestudenten. Bovendien was ik geroepen om bezinnend bezig te zijn. Zo is o.a. opnieuw het beleid van de Gereformeerde Bond met betrekking tot de ‘vrouw in het ambt’ geformuleerd in de studie Man en vrouw in bijbels perspectief. Daaraan vooraf waren er vier jaren van beraad geweest in een door de Gereformeerde Bond ingestelde studiecommissie, waaraan ik leiding had te geven. Intussen was ik ook mentor van de ‘Vriendenkring’, een kring van theologiestudenten. Met hen behandelden wij onder meer de Dordtse Leerregels, geschriften van de Erskines, De Redelijke Godsdienst van Wilhelmus à Brakel, enz.
Ik moet zeggen, dat ik dankbaar ben, dat ik nog geruime tijd als predikant bezig kon zijn. Adolphe Monod zei ooit, toen hij ziek was: ‘Heere, geef mij mijn bediening terug; ik kan zonder haar niet leven’. Er is geen heerlijker werk dan het werk van een dienaar des Woords. Mijn bevestiger in Woudenberg ds. W.L. Tukker zei tijdens de bevestigingsdienst, dat vanouds hoogleraren in de theologie ook vaak een taak hadden in de gemeente en dat het daarom ook voor mij goed was om het studentenwerk, waarvoor de Gereformeerde Bond mij voor een deel van mijn tijd had vrijgesteld, te combineren met gemeentearbeid. Intussen is zo’n combinatie in de praktijk vaak problematisch. De gemeente kan het maar moeilijk hebben, dat een dienaar des Woords slechts gedeeltelijk voor haar beschikbaar is. En een predikant die naast een gemeente ook nog wat anders heeft te doen, tobt zich nog al eens af met de gedachte, dat hij de gemeente tekort doet. Intussen ben ik hoogst dankbaar, dat de gemeente van Woudenberg mij heeft gedragen en verdragen. In 1984 werd ik op dezelfde wijze als in Woudenberg, aan de Hervormde gemeente van Bilthoven verbonden. Door de goede zorgen van de centrale kerkenraad werd een predikantsplaats gesticht waarin ik beroepen werd voor deeltijdse werkzaamheden. Ook daar hebben wij ons gedragen geweten door de trouwe kern van de gemeente die zondag aan zondag samenkwam in de Zuiderkapel.
Aan de pastorale bezoeken heb ik de beste herinneringen. Doordat de broeders van de kerkenraadscommissie met vele anderen trouw meededen in het bezoekwerk, kreeg de gemeente naar mijn beste weten de aandacht die zij verdiende. Een bijzondere zegen was het, dat broeder scriba C. Zeelenberg alle dagen beschikbaar was voor contacten met ouderen, de verzorging van het contactblad, enz.. Met grote dankbaarheid gedenk ik zijn inzet.
|