|
Mijn Levensloop
Ons huwelijk/ onze eerste gemeente
Op 1 september 1955 zijn wij getrouwd. Ons huwelijk is bevestigd door onze mentor ds. A. de Leeuw in de Sint Janskerk te Gouda met de woorden uit Luk.19:5: ‘Ik moet heden in uw huis blijven’. De St. Janskerk is genoemd naar Johannes de Doper. Hij was het, die ons ons leven lang erin is voorgegaan om te zeggen: ‘Zie het Lam van God dat de zonde der wereld wegneemt’ (Joh.1:29). Na het colloquium-examen in september 1955 waardoor een afgestudeerde in de theologie ‘kandidaat werd tot de heilige dienst’ en beroepbaar, mocht ik aan het werk in mijn eerste gemeente, Veen. Een gemeente in Brabant aan de afgedamde Maas. Op 25 september 1955 werd ik in Veen bevestigd door mijn onvergetelijke leermeester ds. G. Boer.(1) De zondag van bevestiging en intrede in Veen viel drie weken na onze trouwdag. In Veen zijn ons drie kinderen geschonken: Marijke, Martin en Gerdien. In deze gemeente - om met Luther te spreken – hebben ‘mijn aanvechtingen mij in het Woord gejaagd’. Vooral aan de begrafenissen draag ik goede herinneringen met me mee. Hoe kan het? Begrafenissen herinneren aan verdriet, aan dood en graf. Ja, maar menigmaal was het wat de Prediker zegt: ‘Het is beter te gaan in het klaaghuis dan te gaan in het huis van de maaltijd; want in hetzelve is het einde aller mensen en de levende legt het in zijn hart’ (Pred. 7 : 2). Tijdens de nabegrafenissen kregen dan de zogenaamde ‘praters’ het woord. Zij wisselden ervaringen uit, vertelden wat God aan hun ziel had gedaan en bonden het de mensen op het hart toch vooral op tijd te zoeken naar verzoening met God. Als ‘Abramke’, één van hen – een allerhartelijkste man, die zich voortbewoog op krukken - uitgenodigd werd om het gebed te doen, werd iedereen stil en verwonderde zich over de overvloed van goede woorden die over zijn lippen kwamen. ‘Abramke’ was een man die het iedereen van harte gunde. Bijna een halve eeuw lang was dr. J. Tjalma als predikant in Veen werkzaam geweest. Hij was daar als kandidaat gekomen en als emeritus – kort na de tweede wereldoorlog - gestorven. Voor velen was hij, ook nadat hij gestorven was: de dominee. Geen wonder, dat hij zelfs spreekwoordelijk was geworden. Als hij op kraamvisite kwam, zei hij altijd van de pasgeborene: ‘Een groot geschenk in klein formaat.’ Ds. Tjalma eiste van al zijn belijdeniscatechisanten, dat zij de gehele Heidelbergse Catechismus uit het hoofd konden opzeggen. Er liepen derhalve in onze tijd veel mensen, ook ouderen rond in Veen, die nooit belijdenis hadden gedaan en ook niet deelnamen aan het Heilig Avondmaal. Ooit heeft er in onze tijd een groep catechisanten geloofsbelijdenis afgelegd, van wie de oudste 86 jaar was en velen boven de veertig, een aantal zelfs boven de 60, van wie er nog gedoopt moesten worden. Ik zou nog veel meer kunnen verhalen uit die eerste tijd van mijn ambtelijke bediening. Ik sluit evenwel af met een voorval, waarvoor ik achteraf alleen maar kan glimlachen. Bij onze komst in Veen had de diaconie de mogelijkheden onderzocht om te komen tot kerktelefoonaansluitingen via de PTT-lijnen. Dat bleek echter veel te duur uit te vallen. Toen opperde ik de mogelijkheid, dat de vele thuiszittende bejaarden en zieken via een opname op een bandrecorder de kerkdiensten zouden kunnen beluisteren. Een goede vriend hielp mij aan zo’n bandrecorder. Ik sprak een speciaal op bejaarden toegespitste toespraak in op een band. Het hoofd van de plaatselijke lagere school die als Kees Deenik kon zingen, zong een psalm. En zo stapte ik dan, goed toegerust naar ik meende, naar de kerkenraadsvergadering toe. Ik liet de broeders luisteren naar de opname op de band en vroeg hen vervolgens, of we dit misschien zo ook met kerkdiensten konden doen. Er zouden vast wel mensen in de gemeente zijn, die met de bandrecorder onder de arm naar de ouderen en zieken wilden gaan. Maar de discussie viel tegen. Een van de broeders bracht de mening van de meerderheid onder woorden. Hij zei: ‘De Heere kan door zo’n dood ding niet werken’. Daarmee basta. Het werd: ‘Zeuven malen teugen’. Daar kon ik het mee doen. Toen ik enkele jaren na mijn vertrek weer eens in Veen preekte, stonden er drie bandrecorders in de consistoriekamer te draaien. Het kan verkeren. Een voorstel op een kerkenraadsvergadering kan goed zijn, terwijl de tijd er nog niet rijp voor is. Dus dan maar wachten. (2)
|