|
Mijn Levensloop
‘K ZAL GEDENKEN, HOE VOOR DEZEN….
Jeugdjaren Op 20 april 1931 mocht ik door Gods genade het levenslicht zien. Dat was in Puttershoek, een dijkdorp in de Hoekse Waard. Ik was – na Leni - de tweede die mijn moeder ter wereld bracht. Na mij hebben mijn ouders nog drie kinderen gekregen: een zoon Gerrit, nog een zoon Marius en een dochter Dineke. Marius (geb.1941) overleed vrij jong, toen hij nog maar 47 jaar oud was. De vooroorlogse jaren, beter gezegd: de jaren tussen de twee wereldoorlogen waren in allerlei opzichten moeilijk. Het was een tijd van economische malaise, van bezuinigingen, van grote werkeloosheid. Met dank in mijn hart denk ik terug aan de jaren waarin mij de eerste beginselen van het leven werden geleerd op de lagere hervormde school, pal naast de openbare. Daar ben ik na een enkel jaar op de kleuterschool te hebben gezeten, op 2 mei 1938 toegelaten tot de eerste klas. Ons huis stond aan het eind van een doodlopende weg, landinwaarts, de enige uitbreiding die Puttershoek in die jaren kende. Die weg droeg de veelzeggende naam: Volksbelangstraat (later: Julianastraat). Ik groeide op als een echte polderjongen. We hoefden maar net over het slootje te springen naast ons huis en we konden naar hartelust dwalen in de weilanden, pinksterbloemen plukken, vogels en hazen op het spoor komen… Vooral de zondagen zijn voor mij onvergetelijk geworden. Hoe haalden wij ons hart op, als we luisterden naar de preek van de jonge dominee, ds. C.A. Korevaar. De kerk was vaak overvol, vooral toen de mensen uit Strijen en omgeving, dat aan het eind van de oorlog spergebied was geworden, in de zogenaamde hongerwinter voor een groot deel in Puttershoek bij familie en kennissen moesten gaan inwonen.Ds. Korevaar preekte toen over de tekst: ‘Doch bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch op een sabbat’ (Matth.24:20). Onder de bediening van onze geliefde herder en leraar werden ook bij mij de eerste indrukken opgedaan van de ‘dienenswaardigheid’ van de Heere. Overigens waren alle zondagen tot en met gevuld. Ik mocht helpen op de Zondagsschool ‘Samuël’, ging later naar de Knapenvereniging ‘Obadja’ en nog weer later werd ik lid van de Jongelingsvereniging ‘Uw Koninkrijk kome’. Deze laatste vereniging werd op een voortreffelijke wijze geleid door de voorzitter, schilder Kees den Hartog.
|